Opsporing van stengelaal en witrot
Stengelaal (Ditylenchus dipsaci)
Stengelaaltjes komen voornamelijk voor op kleigrond en zijn al schadelijk bij lage dichtheden. Ze veroorzaken veelal vergroeiingen, verdraaiingen en verdikkingen van diverse plantdelen, ook aantasting van bollen en knollen, vaak gevolgd door secundaire aantasting door schimmels (rotting). Stengelaaltjes worden verspreid met zaden, bollen, knollen en wortelstokken. Ze kunnen langdurig overleven in de grond. Met name op zware grond met een afslibbaarheidspercentage hoger dan 30% kunnen de stengelaaltjes het meer dan 10 jaar zonder waardplant uithouden. Er bestaat een groot aantal rassen van dit aaltje, ieder met een eigen waardplantenreeks. In de akkerbouw zijn o.a. van belang het aardappel-, luzerne-, rogge- en uienstengelaaltje. Sterk gevoelig voor stengelaaltjes zijn ui, erwt, veldboon, rogge, knolselderij en vrijwel alle bloembolgewassen; matig gevoelig zijn aardappel, biet, kroot, haver, mais, vlas, aardbei en rabarber. Aantasting van uien door het uienstengelaaltje komt het meeste voor en is herkenbaar aan de misvormde, gezwollen en gedraaide bladeren. 
Witrot (Sclerotium cepivorum)
Een aantasting van uien door witrot kan het gehele groeiseizoen uitbreken en manifesteert zich vaak pleksgewijs. Witrot openbaart zich in eerste instantie door wegval van kiemplanten. Van planten die later in het seizoen worden aangetast, verkleuren de bladeren geel, waarna geleidelijke afsterving volgt. Op de verrotte stengelbasis is wit schimmelweefsel zichtbaar. Is de aantasting reeds in een vergevorderd stadium dan zijn kleine ronde zwarte sclerotiën te zien. Bij het oogsten of ruimen van een besmet gewas laten de sclerotiën makkelijk los. In de grond kunnen ze jarenlang overleven. Het aantal sclerotiën na een ziek uiengewas is zeer hoog. Over de afname bij de teelt van niet-waardplanten is nog niet veel bekend. Wel is het bekend dat sclerotiën soms langer dan 25 jaar in de grond overleven.
Verplicht onderzoek eerstejaarsplantuien
Telers van eerstejaarslantuien zijn verplicht om voorafgaand aan de teelt het perceel te laten onderzoeken op aanwezigheid van stengelaal en witrot. De Groene Vlieg Bio Control & Diagnostics is als ASLN-erkend laboratorium door de Naktuinbouw gerechtigd de monstername en toetsing van stengelaal en witrot uit te voeren. Voor dit onderzoek worden vijf monsters per hectare genomen, 1200 ml grond per monster. De monstername dient uiterlijk 1 april uitgevoerd te worden. Na die tijd kan geen betrouwbaar grondonderzoek meer worden uitgevoerd.
Vrijwillig onderzoek
Natuurlijk kunt u bij de Groene Vlieg Bio Control & Diagnostics ook terecht voor vrijwillig onderzoek op stengelaal en/of witrot. De Groene Vlieg biedt klanten daarbij de mogelijkheid dit onderzoek uit te laten voeren in combinatie met een intensieve opsporingsmethode voor aardappelmoeheid (AM). Met dit combi-onderzoek behoudt u een hoge pakkans en bespaart u extra bemonsteringskosten.