Nieuwe Oogst: ‘Monitoring basis voor juiste keuzes in insectenbestrijding uien’

Job Hiddink van Nieuwe Oogst schreef dit mooi artikel over de presentatie van Luuk Heling op de Themadag Uien.

Voor een geslaagde uienteelt is een goed doordacht plan met geïntegreerde gewasbescherming nodig. ‘Monitoring is de basis voor juiste keuzes, want je kunt alleen correct ingrijpen als je weet wat er speelt.’ Die boodschap gaf HLB-teeltadviseur Luuk Heling woensdag mee aan de bezoekers aan de themadag uien in Dronten.

De meest voorkomende insecten in uien betreffen de uienvlieg, bonenvlieg, trips en de mineervlieg. Alle vier soorten komen steeds vaker voor in de teelt. ‘Onder meer door het wegvallen van gewasbeschermingsmiddelen zoals de zaadcoating vindt er een verschuiving plaats van bestrijden naar beheersen’, zegt Heling. Om insecten in de uienteelt goed te managen, zijn volgens hem drie zaken cruciaal.

Punt één is preventief ingrijpen. Dat betekent ingrijpen voordat schade van het betreffende insect zichtbaar is. ‘Er zijn nauwelijks effectieve correctiemaatregelen meer. Vroegtijdig en op het juiste moment ingrijpen wordt steeds belangrijker. Hiermee kun je drukopbouw voorkomen’, licht de teeltadviseur van HLB toe.

Signaleringsmethode

Daarnaast is volgens Heling monitoring cruciaal. Dat begint bij het uitzetten van de specifieke signaleringsmethode per insect. ‘Uien- en bonenvliegen komen op witte bekers af. Voor beheersing van de uienvlieg gebruiken we die bij de Steriele Insecten Techniek (SIT).’

In de witte bekertjes, die vaak op de hoek van een perceel staan, worden zowel wilde als steriele uienvliegen gevangen. De steriele variant is door het roodgekleurde kopblaasje te onderscheiden van de wilde variant. Doordat deze zijn te onderscheiden, kan een vangstpercentage van de valgroep worden berekend. Hierdoor krijgt HLB een indicatie van het aantal vliegen dat rondvliegt op een perceel.

Volgens Heling komt trips op blauwe vangplaten af, waaraan ze blijven plakken. ‘Goed monitoren geeft inzicht in wat er aan de hand is, welk insect er leeft en wat de populatiegrootte is. Maar ook als teler zelf scouten, dus regelmatig door je uienpercelen te lopen, is van belang’, benadrukt hij. Door monitoren en scouten kunnen telers plagen vroegtijdig signaleren en een eventueel gewasbeschermingsmiddel op het juiste moment inzetten. ‘Dat zal de effectiviteit van het middel aanzienlijk vergroten’, stelt de teeltadviseur.

Collectief managen

Als derde cruciaal punt wijst Heling op het belang van het collectief managen van insecten. Want insecten stoppen immers niet bij de perceelsgrens. Collectief managen kan bijvoorbeeld met SIT. ‘Voor een goed inzicht in de plaagdruk en beheersing van de plaag in een gebied is collectieve deelname belangrijk. Als je geen schade hebt, betekent dat niet dat het insect niet in het gebied aanwezig is’, benadrukt de teeltadviseur.

De Groene Vlieg, inmiddels onderdeel van HLB, is in Nederland de enige aanbieder van SIT. Vanaf augustus worden in de insectenkwekerij in het Zuid-Hollandse Nieuwe-Tonge jaarlijks ruim één miljard poppen gekweekt. De mannelijke vliegen uit de poppen worden steriel gemaakt en vanaf het zaaien uitgezet in het veld. Wanneer de steriele mannetjes paren met de wilde uienvliegvrouwtjes, komen hun eitjes niet uit en neemt de populatie wilde uienvliegen af.

Heling meldt dat HLB nu op iets meer dan de helft van het totale Nederlandse uienareaal werkt met SIT. Omdat de kweeklocatie in Nieuwe-Tonge niet meer kan produceren dan dat ze nu doet, bouwt HLB een extra locatie in het Flevolandse Dronten om de kweek op te schroeven.

Als het goed is, kunnen straks met de komst van de nieuwe locatie voor een tweeënhalf keer zo groot uienareaal poppen worden gekweekt. ‘Daarnaast kijken we of we een aantal handelingen kunnen automatiseren. Het productieproces is arbeidsintensief en het is steeds lastiger om aan geschikt personeel te komen’, zegt de teeltadviseur.

Jaarlijks drie vluchten

Van de uienvlieg is bekend dat deze jaarlijks drie vluchten heeft, waarvan de eerste de meeste schade veroorzaakt. Bij de tweede en derde vlucht vindt ook populatieopbouw voor het volgende teeltjaar plaats. Per vlucht kan een uienvlieg tot driehonderd eitjes leggen.

De bonenvlieg kan schade aanrichten tot en met het tweede pijpstadium, maar kent veel meer waardplanten dan de uienvlieg. De bonenvlieg migreert net als de uienvlieg op basis van geur en leeft ook in perceelsranden. Wel trekt de bonenvlieg vergeleken met de uienvlieg dieper het perceel in. Het insect kan goed tegen kou en nattigheid en kan in een dergelijk voorjaar veel schade aanrichten. Met zes vluchten per jaar kan het zorgen voor een exponentiële groei van de populatie.

Trips

Waar de uien- en bonenvlieg het afgelopen groeiseizoen veel voorkwamen in de uienteelt, was dat met trips iets minder het geval, zegt Heling. ‘De schade van dit insect verschilt sterk per jaar. De populatieopbouw is nogal temperatuurgevoelig. Wel zagen we in 2023 in week 28 en 29, een hitteperiode, een flinke piek in de vangstcurve van trips op monitoringspercelen.’

Trips kent vijf tot acht generaties per jaar. Natuurlijke vijanden zijn vaak te laat of te weinig aanwezig om de populatie goed te onderdrukken. Migratie gebeurt voornamelijk via de wind en op basis van geur en kleur. Trips is een goede overwinteraar en kent veel waardplanten. Volgens de HLB-teeltadviseur is de vitaliteit van het gewas bepalend voor de mate van schade. ‘Een ui die in de stress zit, heeft al snel last van trips. Is het gewas vitaal? Dan moet de populatie groter zijn om enige schade te veroorzaken.’

Van de mineervlieg in uien is nog relatief weinig bekend. Wel is duidelijk dat niet ieder soort zorgt voor schade in de uienteelt. Heling trof vorig jaar in de polder drie soorten. ‘Alliumsoorten zijn een belangrijke waardplant voor de mineervlieg, maar misschien zijn er nog meer. Het is een van de speerpunten waar onderzoek naar wordt gedaan’, zegt Heling. De mineervlieg heeft twee vluchten per jaar.

Nieuwe regelgeving geeft uitdagingen

Insecten managen op uienpercelen wordt op termijn uitdagender, verwacht Heling. ‘Door maatregelen omtrent het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid of het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn zijn er steeds meer akkerranden en bufferstroken. Een akkerrand is een hotel voor insecten. Bufferstroken vergroten de afstand tot de perceelsrand bij chemisch ingrijpen.’

Daarnaast helpen groenbemesters volgens de HLB-teeltadviseur insecten om gemakkelijker te overwinteren. ‘Verder zorgen zachte winters voor een langer insectenseizoen, waardoor ze eerder ontwaken en pas later aan hun rustfase beginnen. Warmere zomers zorgen voor een snellere populatieopbouw tijdens het teeltseizoen.’

Bron: Nieuwe Oogst
Geschreven door: Job Hiddink